Roskam Moordkuil Jaargang 13, 2007

Nummer 25: nooit een lintje

Zelf zal ik nooit meer een lintje krijgen dankzij oud-wethouder Pingen. Door hem heb ik een strafblad: schuldig zonder strafoplegging toen ik volgens de rechter (in hoger beroep) lezers van deze column aanspoorde de ruiten bij deze bijzondere man in te gooien.

Ik ben Pingen eeuwig dankbaar. Nooit een lintje. Mijn opa werkte tijdens de oorlog (40-45, voor alle duidelijkheid) bij de spoorwegen toen dappere Bernhard tussen het verwekken van enkele koninklijke bastaards door het treinpersoneel opriep het werk neer te leggen en onder te duiken. Nou, dat was een feest, heb ik wel eens van mijn vader begrepen. Maar niet heus. Vergeet niet, niemand wist hoe lang die oorlog nog zou duren, als Hitler iets beter naar zijn generaals had geluisterd hadden we nog steeds Duits gesproken.

Na de oorlog kregen alle spoormensen één of andere kutherinnering als dank voor het zijn van goed vaderlander. Die NSB’er een paar huizen verderop in de straat bij mijn grootouders kreeg dat ding dus ook. Mijn opa, een volgzame man die zijn hoed afnam voor een autoriteit, stuurde dat ding direct terug met een briefje. Nooit meer wat van gehoord natuurlijk, maar dat is bij de overheid niet echt veranderd.

Mijn vader moest zelf altijd lintjes uitreiken en hem viel op dat het lintje hoger en van duurder edelmetaal was als iemand hoger op de maatschappelijke ladder stond. Ik let er de laatste dagen een beetje op, maar al die belangrijke pakken hebben allemaal zo’n lintje op hun revers. Sla mij lekker over, wat dus ook gebeurt, dankzij mijn Pingen, mijn vriend.

Afgelopen zaterdag werd Herman Wessels Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Ik was stomverbaasd dat burgemeester Koelewijn en commissaris Jansen dat binnen een maand hadden geregeld. Normaal staat daar zes tot acht maanden voor. Het hoeft niet meer, zei Dik vorige week tegen de burgemeester. Ik red het, liet die weten. Koelewijn had de ridderorde binnen, maar voor de hogere onderscheiding Officier was meer tijd nodig. Natuurlijk had Herman die anders gekregen. Stuur zsm op dat ding, meldde Koelewijn aan het ministerie. Het eerbetoon is terecht. Los van zijn werk, los van zijn maatschappelijke betrokkenheid, los van het feit dat Herman een man is die deugt en geen dubbele agenda heeft, kreeg hij nu in levende lijve alle loftuitingen over zich heen. Anders staan de pakken dat straks te doen in een kille aula. Hij verdient de onderscheiding alleen al voor de wijze waarop hij met zijn ziekte omgaat.

De blik van Bram Hulshof afgelopen woensdag tijdens het bezoek van Maria van der Hoeven was dodelijk; hij heeft gelijk. Hij moet alleen 30 juni het vervroegde huwelijk van zoon Wessels perfect regelen, dan is hij van mij af. Dan zal Herman waarschijnlijk ook klaar zijn. Sinds zaterdag weet hij hoe wij voor altijd over hem denken.

Vorige bijdrage

Nummer 24: mannetjes op de Twentse Haringparty op De Wilmersberg

Volgende bijdrage

Nummer 26: Herman Wessels kende letterlijk God en iedereen

Jan Medendorp

Jan Medendorp

Jan Medendorp is gespecialiseerd (interviews, reportages, analyses, commentaren, columns) in sociaal- en financieel-economische onderwerpen, sport, politiek en human interest (voor krant, radio, televisie, maar ook bedrijfsfilms).

Nog geen reacties

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *