Twentevisie Jaargang 13, 2001

Marti ten Kate bouwde Olympisch Steunpunt Twente op, maar. . .

Medailles zijn niet te koop

Niemand is onmisbaar, maar Marti ten Kate heeft in de afgelopen jaren wel iets neergezet bij het Olympisch Steunpunt in Twente. Zijn ICT-opleiding, zijn bescheiden opstelling, zijn Olympische verleden en niet te vergeten zijn leeftijd (42) maakten hem tot de ideale faciliteitenmanager. De ‘decisionmakers’ van nu zijn de fans van de marathonloper-met-de grote-zonnebril van vroeger. En dat praat gemakkelijk als je geld moet lospeuteren. Het wordt lastig een goede opvolger te vinden voor hem. Het bestuur onder leiding van de Enschedese Rabo-bankier Gerrit Grotenhuis erkent dat ermet de vroegere zwemster Kirsten Vlieghuis is gesproken. En zij heefter wel oren naar. De constructie is nog onduidelijk. Ten Kate stond op de loonlijst van het Stedelijk Lyceum voor acht uur, voor achtbij de gemeente Enschede en voor 24 uur bij het Olympisch Steunpunt. Zijn rechterhand Stephanie Gomperts op het steunpunt is ook beschikbaar voor een deel van het werk. Hoe dan ook, het bestuur moet zich haasten om de goede man of vrouw te vinden. Athene 2004, daar draait het nu om en er moet nog een hoop gebeuren.

Ten Kate schat dat hij in de afgelopen zeven jaar op het Olympisch Steunpunt met zeker tweehonderd atleten (in het oosten van het land) te maken heeft gehad. Sommige wilden alleen advies, anderen konden maandelijks niet meer rond komen en zochten financiële steun. Per 1 oktober vertrekt hij naar het NOC*-NSF in Papendal waar hij als accountmanager voor een achttal bonden zal opereren. “Ik weet niet of daar ook de KNAU bij zit. Het heeft voordelen, want ik ken de atletiekwereld als mijn broekzak, maar het heeft ook nadelen als je zelf met die bond zo bekend bent.” Nederland telt circa vijftig sportbonden; andere accountmanagers van het NOC*NSF zijn bijvoorbeeld de vroegere topsporters Marjan Olieslager (nog steeds Nederlands recordhouder hordeloopster), Marcel Sturkenboom (basketbal) en Ciska Jansen (ook atletiek). De vroegere (succesvolle) volleybalcoach Joop Albeda (goud in Atlanta 1996) is technisch directeur. Verder moet Ten Kate op zijn nieuwe werkplek meewerken aan de opzet van het nieuwe topsport expertise centrum, het TEC. “Dat moet gewoon dé plek worden waar coaches, trainers informati ekunnen halen op allerlei gebied. Een soort database op internet. Daar is automatiseringskennis van belang, vandaar dat ze uiteindelijk bij mij terechtkwamen.”

Sportloket

Ten Kate werkte na zijn opleiding bij Signaal (tegenwoordig Thales). Begin jaren negentig kwam er meer en meer een topsportcultuur in Nederland. “Er werd in 1993 een soort netwerk van Olympische Steunpunten aangelegd. Er zijn er nu twaalf. Vestigingseisen voor een steunpunt waren dat er een hoogwaardig sportmedisch adviescentrum in de regio moest zitten (in Twente de SMA bij het Roessingh) en natuurlijk een LOOT-school (Stedelijk Lyceum waar potentiële topsporters hun opleiding volgen). De Lootscholen en steunpunten liggen in elkaars verlengde: jonge topsporters faciliteiten bieden zodat ze kunnen doorgroeien.”In de eerste jaren combineerde hij die functie met zijn werk bij Signaal. De laatste jaren kon hij zich bijna helemaal op de sport werpen omdat ook de gemeente Enschede behoefte had aan een sportloket. “Bij zo’n sportloket kunnen sportverenigingen aankloppen voor ondersteuning, cursussen en dat soort dingen. Dat deed ik acht uur in de week. Vorig jaar had het NOC*NSF daarvoor extra projectgelden beschikbaar waardoor Stephanie Gomperts kon worden aangenomen. “Inmiddels zijn er drie open sollicitaties binnengekomen (onder wie van Ton Markink, looptrainer van Go Ahead Eagles) voor faciliteitenmanager in Twente. De ideale man of vrouw woont in Twente, kent het bedrijfsleven of heeft daar affiniteit mee en zou toch eigenlijk een sportverleden moeten hebben en ministens één keer meegedaan moeten hebben aan een Olympische Spelen. Een medaille is niet noodzakelijk…

100×4000 gulden

“Toen wij in 1993 begonnen, kregen we van het NOC*NSF een bijdrage van 10.000 gulden. Er was geen sponsoring. Dat was het. Nu is het 40.000 gulden structureel en op projectbasis zijn e rfinanciële mogelijkheden. Er was een sportmedisch adviescentrum en een OOT-school. Daarmee ging het steunpunt van start. Inmiddels werken we samen met zeven grote onderwijsinstellingen in de regio tot en met Deventer die officieel participant zijn van het Olympisch steunpunt en daarvoor jaarlijks een bedrag betalen. Essent sponsort voor 25.000 gulden per jaar, de Rabo en Ernst & Young ieder vijfduizend.” Onlangs is het Steunpunt gestart met een actie om honderd bedrijven vier jaar lang duizend gulden te laten sponsoren voor een van de mogelijke Olympische sporters uit de regio. Er doen nu veertig bedrijven mee, dat valt nog wat tegen. “De vakantie is net afgelopen dus we moeten de boel weer oppakken. “Volgens Ten Kate zijn er momenteel ruim honderd Twentse atleten met talent, die wellicht de potentie hebben uitgezonden te worden naar de Spelen van 2004 in Athene. “Dan tel ik iedereen mee, van de meiden die nu in de Nederlandse jeugd-waterpoloselectie zitten, de zwemsters van Hennie Aling. Hinkelien Schreuder maakt het nu al waar, maar er zitten er nog meer. De meiden van Arke Pollux die in het Nederlands jeugdteam zitten. In de individuele sporten, de hippische sport, iedereen. Topsport is een piramide, des te hoger des te groter de kans dat iemand het gaat halen, en dan probeer je in de begeleidende sfeer wat te doen. Die mensen hebben niet allemaal geld of een auto nodig. Er zijn nog wat kleinere bonden, ook in de teamsporten waarbij bepaald wordt dat de centrale training twee keer in de week in Zeist of in Papendal of Amsterdam wordt gehouden. Er is geen budget. En dan proberen wij wat te regelen voor de reiskosten.”

Mislukte Twentse goldrush

Nederland is onderweg een echte sportnatie te worden. De volleyballers toonden waar talent en inzet toe konden leiden. In 1992 in Barcelona won Ellen van Langen goud, maar de medailleopbrengst viel tegen. Maar het zette de toon (ondermeer door het zilver van de volleyballers). In 1996 (in Atlanta) presteerden de Nederlanders goed. “Maar dat was nog niet echt te danken aan de Steunpunten, daar moet ik eerlijk in zijn, wel in Sydney 2000, daarvan ben ik overtuigd. “Maar Ten Kate schreef zelf (in dit blad) dat de Twentse inbreng tegenviel. Ondanks nota bene de aanwezigheid van de UT en Hogeschool Enschede (die verhoudingsgewijs veel potentiële sporters aantrekken naar Twente). “Ja, dat klopt. De roeiers vielen tegen, hoewel ik aan hen veel werk heb gehad. De zwemmers Kenkhuis en Keizer presteren goed. Chantal Beltman,” somt hij wat toppers op. “Maar net zo min als je kunt zeggen dat deze sporters dankzij het Steunpunt een medaille hebben gehaald, kun je ook niet zeggen dat het Steunpunt Twente geen invloed heeft gehad. De beleving van sport, vooral van de Olympische sport is veranderd. En daar gaat het om.” Hij blijft hardlopen (in Twente waar hij ook blijft wonen), is voorlopig niet beschikbaar voor een bestuursfunctie van de marathon in Enschede en blijft af en toe commentaar geven bij marathonwedstrijden op televisie.

Vorige bijdrage

Nummer 37

Volgende bijdrage

De tennismissie van Ad Luttikhuis en Flip van Betuw

Jan Medendorp

Jan Medendorp

Jan Medendorp is gespecialiseerd (interviews, reportages, analyses, commentaren, columns) in sociaal- en financieel-economische onderwerpen, sport, politiek en human interest (voor krant, radio, televisie, maar ook bedrijfsfilms).

Nog geen reacties

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *